Lied van de wind

Het was de wind die hen leven inblies,
het is de wind die onze mond uitstroomt die ons nu leven schenkt.
Als die niet langer waait
zullen we sterven.
In de huid van onze vingertoppen
zien we het spoor dat de wind naliet; het toont ons dat de wind er was
toen onze voorouders werden geschapen.
 Navajo-indiaan, 1897


Veel mensen weten niet wat wind is. Ze wandelen weinig of niet, werken in een ruimte met airconditioning, hebben te veel lak in hun haar, komen alleen met rustig weer aan het strand, maken af en toe een wandelingetje in bos of duin. De wind kunnen we pas voelen als we de volle natuur ingaan of op zijn minst een keer de ramen van ons huis openzetten als het stormt.

Onze zintuigen zijn vensters in het huis van ons lichaam. Zet ze open en je voelt de speelse wind van het leven. Wie ontdekt dat het huis van zijn lichaam leeg is, voelt de wind door zich heen waaien. Leegte in leegte. Zoals de wind in de herfst alle kleurige herfstbladeren meeneemt op zijn holle rug, rood, bruin, groen en geel, zo neemt de levenswind alles mee wat vergankelijk is, wat verschijnt en verdwijnt. Onafgebroken ademt hij in en uit.

De wind zelf is onzichtbaar. We kunnen hem slechts zien door de beweging die hij veroorzaakt. Zo is het ook met elke beweging van ons lichaam. Onze arm bijvoorbeeld kunnen we alleen maar bewegen door kracht, die zelf onzichtbaar is. Die kracht wordt verkregen door voedsel. Voedsel is de vrucht van het samenspel der elementen in levensvormen. De elementen zijn van elkaar afhankelijk en van een onzichtbare levenskracht doordrongen, die zichzelf wil leren kennen. Groeikracht in de natuur komt voort uit die ene, onzichtbare kracht, de kracht die ook de arm doet bewegen. Die kracht is pure energie. Energie is werkzaamheid van leegte. Leegte is grondeloze, vormeloze mogelijkheid van al wat is. Energie stroomt als wind. Levenswind.

 

De wind is een lied. Een lied dat krachtig klinkt in een stormwind of zachtjes neuriet in een voorjaarsbries.
Laat je meewaaien met het lied van de wind. Wees als bamboeriet, hol en leeg, en laat je bewegen door het lied van de wind dat overal klinkt. Waai uit aan alles wat je meent te zijn. Wees niemand meer en je zult alles zijn.
Hoor het lied van de wind! Het fluit en tuit, het zingt en klinkt, het trilt en rilt, het blaast en raast.
Als we gezongen worden door het lied van de wind, verdwijnen alle tegenstellingen in onze geest, speelt het leven door ons heen. Leef als de wind. Als de wind beweegt, beweeg mee. Wees beweging, maar beweeg zelf niet. Als het stormt, word storm. Maar zoals er in het oog van de cycloon volmaakte rust is, laat zo je geest in rust zijn. Als de wind een voorjaarsbries wordt en zacht over pas ingezaaide akkers fluistert, wees de voorjaarsbries en laat het leven stil in je opbloeien. Het leven is rust en beweging, stilte en woord, leegte en vorm.
Bevrijding heeft niets te maken met geen gevoelens meer hebben. Gevoelens zullen altijd blijven, maar er is geen ik meer dat voelt. Alle hechten is uitgewaaid. Wie geen gevoelens meer heeft, is een ijsberg geworden die dobbert in het water van verandering. Maar ook de ijsberg verandert. Smelt in de kern van het iemand zijn en de golf verliest zich in de oceaan. Water in water. Als het ik gesmolten is, is er de stille getuige, de grondeloze levenskracht, de tijdeloze levenswind, waarin alle dingen zijn zoals ze zijn. Er is geen plaats meer voor twee. Alles is in mij en ik ben in alles. Voorbij worden en zijn strekt zich in diepe vrede het onnoembare, pure bewustzijn uit. Een in alles, alles in een.
Het lied van de wind neemt onze kleine gevoelens van afgescheidenheid, jaloezie, boosheid, waan, eerzucht, haat en verlangen mee en jaagt ze als onbetekenende pluizen over de onmetelijke levensvlakte uiteen. Heelheid, mededogen, liefde en verlangeloosheid blazen nu door ons heen.

Wie leeft als de wind zal op een dag merken dat hij kan leven van de wind. De wind zal hem voeren naar onbekende akkers vol graan, waar goudrijpe halmen veranderen in levensbrood. De wind zal hem brengen naar de rivier van inzicht, waar water van wijsheid de levensdorst voorgoed lest en het lichaam verfrist. De wind zal hem leiden naar een schuilplaats in het woud, waar hij de nacht kan doorbrengen op het mos van wijsheid.
De wind zal hem voortstuwen naar het niemandsland van verstild bewustzijn, grenzeloos en zonder ruimte. Overal zullen handen van liefde hem dragen. Zijn voeten zullen geen afdruk meer nalaten omdat elk spoor van een iemand is uitgewist. Nog verder zal de wind hem voeren. Naar een plek waar alle ervaren zichzelf heeft verslonden, alle kusten van worden en zijn verdwenen zijn, de illusie van tijd en ruimte ten einde is, namen verbrand zijn in de stilte, en... ook de stille getuige is weggevaagd.

Wie leeft als de wind zal geen wortel meer schieten in de aarde. En hoewel hij alles wat wortel heeft in liefde omhelst, leeft hijzelf als een voorbijganger die in alle huizen van het leven woont, als een minnaar die ademt in al het beminde, als een eenling die in het vele is, als een oceaan die alle golven draagt.
Hoor! Het lied van de wind klinkt altijd, ook al horen wij zijn levenslied niet. Zelfs als de wind niet waait, klinkt overal zijn lied. De wind draagt ons, ook al menen we dat wij het zijn die ons voortbewegen. Waai uit, o mensenkind. Waai uit aan alle willen en verlangen, keer terug naar de bronloze bron die je tijdloos bent.
 

'Wat luidt daar, de wind of de klok?' vroeg zenmeester Sōsgya Nandai aan zijn belangrijkste leerling Kayashata, toen hij op een dag een windklok die in de hoofdhal hing hoorde luiden. Kayashata antwoordde: 'Geen van beide. Mijn geest luidt.'
'Wat bedoel je daarmee?' vroeg de meester. 'Het is volkomen stilte!' zei de leerling.
'Een goed antwoord,' zei Sōsgya. 'Wie buiten jou zou mijn leer kunnen doorgeven?’



© Marcel Messing     
Uit:
 Een land zonder pad. Stromend als water, Altamira-Becht, Haarlem 2007, 2de druk, p. 14-18.